Algemeen
De gevolgen van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap worden in de wet uitgebreid geregeld. Andere samenwonenden worden door de wetgever met veel minder zorg omringd.
Op deze site vindt u informatie over onder meer de verschillen tussen de samenlevingsvormen en op welke manieren door het opstellen van regelingen voorzien kan worden in de behoefte af te wijken van de door de wet gegeven regeling of -als die ontbreekt- zelf afspraken vast te leggen.
Verschillen tussen huwelijk, geregistreerd partnerschap en samenwonen zijn:
Formaliteiten
Zowel huwelijk als geregistreerd partnerschap komen tot stand bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Ook de beëindiging van de relatie is gebonden aan formaliteiten. Huwelijk en geregistreerd partnerschap eindigen bij overlijden van een van de partners of door een echtscheiding respectievelijk de inschrijving van een notariële verklaring waaruit van de beëindiging blijkt. Voorts eindigt een geregistreerd partnerschap door omzetting in een huwelijk. Aan ‘gewoon’ ongehuwd samenleven stelt de wet geen eisen. Een samenlevingscontract is verstandig maar niet verplicht.
Levensonderhoud
Zowel gehuwden als geregistreerde partners zijn wettelijk verplicht elkaar ‘het nodige’ te verschaffen. Daarvan kan niet worden afgeweken. De onderhoudsverplichting kàn na beëindiging van de relatie een alimentatieplicht doen ontstaan.
‘Gewoon’ ongehuwd samenlevenden hebben jegens elkaar geen onderhoudsplicht. Bij een beroep op de Algemene bijstandswet wordt echter wel het inkomen van degene met wie men een gemeenschappelijke huishouding wordt gevoerd, in aanmerking genomen.
Gemeenschap van goederen
Aan de huwelijksvoltrekking en de registratie van het partnerschap verbindt de wet de algehele gemeenschap van goederen. In beginsel vloeien beide vermogens tezamen tot een gemeenschappelijk vermogen. Ook hetgeen in de toekomst wordt verkregen, wordt gemeenschappelijk. Dat geldt niet voor schenkingen en hetgeen wordt geërfd, als de schenker of de erflater uitdrukkelijk heeft bepaald dat hetgeen van hem verkregen wordt niet in een gemeenschap valt. Het intreden van de gemeenschap van goederen kan worden voorkomen door vóór de huwelijkssluiting of registratie van het partnerschap huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden te maken. Indien ‘gewoon’ ongehuwd wordt samengeleefd, ontstaat geen gemeenschap van goederen. Wel kan bij ongehuwd samenlevenden door bijvoorbeeld een gezamenlijke aankoop een gemeenschappelijke eigendom ontstaan
Huur
Indien een gehuwd of een geregistreerd persoon woonruimte huurt voor gezamenlijke bewoning, is diens echtgenoot of geregistreerde partner automatisch medehuurder. Een ‘gewoon’ ongehuwd samenlevende partner kan pas na twee jaar verlangen dat de verhuurder hem of haar als medehuurder erkent. Binnen die twee jaar loopt de partner van de huurder de kans op straat gezet te worden zonder dat hij of zij daartegen iets kan ondernemen.
Pensioen
Deelnemers aan een (aanvullende) pensioenregeling bouwen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen (weduwen- en weduwnaarspensioen) op. Daartoe wordt bij het pensioenfonds een pot gevormd. Voor het geval van echtscheiding of beëindiging van geregistreerd partnerschap heeft de wetgever geregeld wat met die pot dient te geschieden. Van toepassing is de ‘Wet pensioenverevening bij scheiding’. Deze leidt tot een deling van het tijdens het bestaan van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen komt, voor zover opgebouwd tijdens het huwelijk, automatisch toe aan de (gewezen) partner.
De meeste pensioenfondsen kennen voor ‘gewoon’ ongehuwd samenlevenden een ‘partnerpensioen’. Dat is te vergelijken met het (aanvullend) nabestaandenpensioen. Het is iets anders dan het (volks)pensioen op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Om voor het partnerpensioen in aanmerking te komen dient aan enige vereisten te worden voldaan. Die verschillen van fonds tot fonds. Een notarieel samenlevingscontract wordt meestal verlangd.
Erfrecht
In geval van huwelijk en geregistreerd partnerschap erft de langstlevende echtgenoot of partner samen met de kinderen.
Volgens de wet erven ‘gewoon’ ongehuwd samenlevenden niet van elkaar.
‘Gewoon’ ongehuwd samenlevenden moeten daarom een testament maken. Dit is niet veranderd met de komst van het nieuwe erfrecht op 1 januari 2003.
In het nieuwe erfrecht, dat op 1 januari 2003 is ingevoerd is de erfrechtelijke positie van de langstlevende sterk verbeterd. Ook voor ongehuwd samenwonenden ontstaan dan meer mogelijkheden.
Erfbelasting
Deze belasting wordt geheven over hetgeen uit iemands nalatenschap wordt verkregen. Een langstlevende echtgenoot of langstlevende geregistreerde partner geniet een vrijstelling van € 627.367,- (vrijstelling 2014), ongeacht hoe lang het huwelijk of de registratie duurde. Op die vrijstelling wordt echter in mindering gebracht de helft van de waarde van pensioenaanspraken (en dergelijke). De vrijstelling bedraagt echter minimaal euro 1`62.071,- (vrijstelling 2014). Over het hetgeen meer dan het vrijgestelde bedrag wordt verkregen, wordt 10 en 20% erfbelasting betaald, afhankelijk van de waarde van de verkrijging.
Kijk voor de meest recente tarieven van erfbelasting op de site van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) onder Erfbelasting.
De vrijstelling voor echtgenoten geldt ook voor sommige samenwoners, namelijk zij die
a. beiden meerderjarig zijn;
b. op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in het GBA;
c. bij notariële akte een wederzijds zorgverplichting zijn aangegaan; dit betekent dat men een notarieel samenlevingscontract moet hebben.
d. geen bloedverwanten zijn in de rechte lijn(dus geen ouder en (klein-)kind zijn);
e. maar met één soort persoon aan de sub a tot en met d gestelde vereisten voldoen.
De vrijstelling geldt pas indien men minstens zes maanden voor het overlijden aan de onder a tot en met e gestelde voorwaarden heeft voldaan.
Het vereiste van het hebben van een notarieel samenlevingscontract geldt echter niet voor personen die tot het tijdstip van overlijden tenminste vijf jaar een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd; dat moet blijken uit inschrijving op hetzelfde adres bij de gemeente.
Samenwoners die niet aan voormelde eisen voldoen, hebben de vrijstelling, die voor iedereen geldt, namelijk € 2092,-(jaar 2014)
Kinderen
Van belang is nu of tussen een ouder en een kind ‘familierechtelijke betrekkingen’ bestaan. Dat heeft gevolgen voor de geslachtsnaam, het gezag (ouderlijk gezag/voogdij), het omgangsrecht en het erfrecht.
Wanneer sprake is van een huwelijk tussen een man en een vrouw bestaan tussen een uit een huwelijk geboren kind en zijn beide ouders automatisch familierechtelijke betrekkingen. Bij een huwelijk tussen twee vrouwen, geregistreerd partnerschap en ‘gewoon’ ongehuwd samenleven ontstaan door de geboorte alleen familierechtelijke betrekkingen tussen de moeder(degene die het kind baarde) en het kind. Wanneer een kind tijdens een geregistreerd partnerschap is geboren, hebben de ouder en de partner het gezamenlijk gezag, tenzij er een andere ouder is. Zijn beide geregistreerde partners de ouders van het kind, dan ontstaat gezamenlijk gezag.
Familierechtelijke betrekkingen tot de vader ontstaan eerst doordat deze het kind ‘erkent’. Deze erkenning kan reeds tijdens de zwangerschap geschieden. Men kan ervoor terecht bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en bij de notaris.
Voor de erkenning is in beginsel de toestemming van de moeder nodig en van het kind als deze ouder is dan 12 jaar. Is het kind ouder dan 16 jaar dan is alleen de toestemming van het kind nodig. De rechtbank kan ‘vervangende toestemming’ geven indien de moeder van het kind weigert om toestemming te geven. Als in een huwelijk van twee vrouwen een kind wordt geboren, is de vrouw die het kind baart de moeder. Maar de vrouw met wie zij is getrouwd, is volgens de wet niet automatisch de andere ouder. Dat is zij pas als zij het kind adopteert. Het huwelijk als zodanig heeft dus voor de relatie tussen deze vrouw en het kind geen gevolgen. Hetzelfde geldt als twee mannen samen een kind verzorgen en opvoeden en één van hen is de vader van het kind. Als zij trouwen, heeft het huwelijk als zodanig geen gevolgen voor de relatie tussen de andere man en het kind. Wel is het zo dat de niet-ouder in een huwelijk van twee vrouwen of twee mannen als stiefouder een onderhoudsplicht jegens de kinderen in het gezin heeft. Deze plicht duurt in elk geval zo lang als het huwelijk duurt. Andere rechten en plichten kunnen er wel komen, maar nogmaals, niet door het huwelijk. Die rechten en plichten kunnen ontstaan door adoptie of door gezamenlijk gezag. De niet-ouder kan het kind adopteren. Hierdoor wordt hij of zij in juridisch opzicht de ouder van het kind. Alle juridische familiebanden met de oorspronkelijke ouder (als die er is) worden dan doorgesneden. Dit is een ingrijpende stap en er gelden dan ook strenge voorwaarden. De tweede mogelijkheid is minder ingrijpend en ligt praktisch soms meer voor de hand. Als de niet-ouder een nauwe persoonlijke band heeft met het kind, kunnen de ouder en de niet-ouder aan de rechter vragen om aan hen het gezamenlijke gezag toe te kennen. De niet-ouder heeft in dat geval dezelfde gezagsrechten en plichten als de ouder. Hij of zij is dan samen met de ouder in alle opzichten verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van het kind. De ouder en zijn of haar echtgenoot kunnen de rechter ook vragen om de achternaam van het kind te wijzigen in die van de ouder of de echtgenoot.
Over een kind dat tijdens een geregistreerd partnerschap wordt geboren, hebben de ouder en de partner automatisch het gezamenlijk gezag, als er geen andere ouder is. Zijn de beide geregistreerde partners ouder, dan hebben zij het gezamenlijk gezag van rechtswege. Bij geregistreerd partnerschap en ‘gewoon’ ongehuwd samenleven ontstaan door de geboorte alleen familierechtelijke betrekkingen tussen de moeder en het kind. Familierechtelijke betrekkingen tot de vader ontstaan eerst doordat deze het kind ‘erkent’. Deze erkenning kan reeds tijdens de zwangerschap geschieden. Men kan ervoor terecht bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en bij de notaris. Voor de erkenning is in beginsel de toestemming van de moeder nodig. De kantonrechter kan ‘vervangende toestemming’ geven indien het weigeren van de toestemming als ‘misbruik van bevoegdheid’ kan worden beschouwd.